Een tijdje geleden ben ik voor het eerst fysiek op een verre reis geweest, naar Peru. Ik had al enige verhalen gehoord over dit land. Over de woeste, ongerepte natuur, de alpaca's, de oude Inca-forten en de kleurrijke lokale bevolking. Maar ook over bandieten die bussen overvallen en buschauffeurs die, in hun onoplettendheid, met bus en al van de berghelling af storten.
Je begrijpt misschien wel dat ik daarom met gemengde gevoelens aan deze onderneming begon. Ik was nieuwsgierig naar de cultuur, geschiedenis en natuurpracht. Ook was ik bang, bang dat ons onderweg iets zou overkomen, dat de reis niet zou voldoen aan mijn verwachtingen en dat ik twaalf uur lang in een vliegtuig opgevouwen zou moeten zitten (uiteindelijk waren we op de heenweg achttien uur onderweg).
In Peru zijn me veel dingen overkomen; 's avonds voor een dichte hoteldeur staan, bagage die niet en dan toch weer wel met het vliegtuig meegekomen is, eindeloze bergen op moeten klimmen, beschilderd worden als Inca-krijger, als 'Superchica' over de vallei vliegen, uren in de bus zitten om kleine bergdorpjes te bereiken, een dankritueel houden voor een berg en ga zo maar door. Het was een constante stroom van nieuwe ervaringen. Peru heeft al mijn verwachtingen meer dan waar gemaakt.
Wat me opviel, is dat de mensen daar niet zoveel verschillen van ons. Oké, ze kleven niet allemaal de hele dag aan hun telefoon. Ze weten wel waar melk vandaan komt. De vrouwen daar weven nog gewoon hun eigen truien van alpacawol. Toch zijn ze net als wij; behulpzaam als je de weg vraagt, gastvrij, trots op hun eigen geschiedenis en Inca-afkomst. Ze houden van geld verdienen en zijn ook ongeduldig als ze moeten wachten voor het stoplicht. Én buiten zinnen van vreugde als hun land mag deelnemen aan het WK voetbal.
Het is grappig dat, aan de andere kant van de wereld, de mensen toch zo op ons kunnen lijken. We gaan op reis om "wat van de wereld te zien", maar die wereld is helemaal niet zo gevarieerd als we denken. Ik denk dat zo'n fysieke reis gewoon een excuus is, om niet naar onszelf op zoek te hoeven. De grap is, dat we in een vreemd land juist in gekke situaties terecht kunnen komen. Daardoor komen we onszelf toch nog tegen op reis. Maar voor een gekke situatie hoef je niet naar een ander continent. Je buurvrouw kan vast situaties beschrijven die jij als buitengewoon gek zou ervaren. Bij een fietstochtje door de polder kun je ook de gekste dingen tegenkomen. Zoals een drijvende kunstkoe op een surfplank.
Nog interessanter dan naar buiten te kijken, is eens bij jezelf naar binnen te gaan. Niet alleen die oppervlakkige gedachtes onderzoeken, maar speuren tot in de donkerste kamertjes van je hoofd. Daar woont een klein bang meisje dat zich verstopt voor de grote, boze buitenwereld. In Peru is ze meerdere keren in paniek geraakt. Toch kon ze zich ook verwonderen over de schoonheid van de natuur en de nuchtere instelling van de lokale bewoners. Nu komt ze ook in Nederland af en toe kijken. En eerlijk gezegd ziet ze daar precies dezelfde dingen, hoewel ze soms wat beter verstopt zijn.